Op 2 september 909 na Chr. sticht de Franse Hertog Willem I van Aquitanië en graaf van Mâcon, bijgenaamd Willem de Vrome, de Abdij van Cluny. Dit Benedictijner klooster krijgt veel invloed in het middeleeuwse West-Europa door haar kennis en kunde van landbouw. Deze kennis verzamelden de monniken in een bibliotheek die heden ten dage nog steeds geraadpleegd wordt voor haar enorme documentatie over Fora en Fauna, waaronder zeer gedetailleerde beschrijvingen en tekeningen van een enorme verzameling druivensoorten.
In de periode tussen 900 – en 1100 na Chr. verspreidt de ’Orde van Cluny’ zich over een groot gedeelte van West-Europa, waaronder de Zuidelijke Nederlanden en het Graafschap Holland. We kennen inmiddels deze periode vooral omdat in 1018 de ‘Slag bij Vlaardingen’ plaats vond, waarbij het Graafschap Holland zich ontworstelde aan het gezag van de Duitse Keizer. De eerste stap in het ontstaan van een zelfstandig (Holland) Nederland.
Voordat monniken landbouw als wetenschap gingen benaderen en oogstgegevens gingen noteren, wist geen enkele boer precies hoe hij het resultaat van zijn oogst kon sturen. Veel van het succes van de landbouw hing af van de grillen van de natuur. Iedere boer had zijn eigen boerderij waarop hij zelfvoorzienend was: hij verbouwde wat hij nodig had om zelf te kunnen eten met zijn gezin. Naast een varken, een koe en wat kippen, graan en groenten, hadden veel boeren een verzameling wijnranken achter het huis waar zij zelf wijn van maakten.
Allerlei druivensoorten stonden door elkaar, zowel wit als rode soorten. Als de wijn wat wrang was, plantte men een wat zoetere soort er bij. Als de wijn wat zoet was, werd er een zuurdere variant bijgeplant.
Op een willekeurig moment oogstte de boer alle druivensoorten tegelijk.
Sommige zullen rijp, overrijp of nog helemaal niet rijp zijn geweest. Dit maakte de specifieke smaak van specifieke wijn van de specifieke boer.
In de periode van 1855 – 1910 voltrok zich in de wijnbouw van Europa een grote ramp: alle druivenranken werden aangetast door de ‘Druifluis’ (Phylloxera) en stierven af. Alle wijngaarden in Europa verdwenen. Toen men later nieuwe wijngaarden aangeplante, koos men ervoor om druivensoort bij druivensoort te zetten. Een wijngaard Merlot, een wijngaard Chardonnay etc. Er zijn slechts een paar kleine percelen bewaard gebleven die de druifluis epidemie hebben overleeft en waar nog meerdere druivensoorten door elkaar staan aangeplant.
Op een van de wijnpercelen die de druifluis heeft overleefd, ontdekte men druivensoorten die totaal onbekend waren. Onderzoek in de eeuwenoude boeken uit de bibliotheek van de Abdij van Cluny wees uit dat het om ‘Petit Courbu, Gros Marseng, Arrufiac en Pinenc – druiven ging. Men heeft deze ‘vergeten’ middeleeuwse druivensoorten gestekt en vermeerderd. Inmiddels groeien er nu 7 ha. van deze druiven en dit is genoeg om er wijn van te maken.
De wijn van deze druiven noemt men toepasselijk: ‘Les Vignes Retrouvees’. (De teruggevonden wijngaarden) Het is gezien de herkomst en tijdsperiode heel aannemelijk dat wijn van deze druiven in ons deel van Europa gedronken werd rond 1018. Wellicht ook in Flardinga, als toast op Graaf Dirk de Derde, voor zijn overwinning op de Duitse Hertog?!