Een kwartier voelde ik me zoals Miss Lisa Fischer zich jaren moet hebben gevoeld: helemaal gelukkig aan de zijde van Bernard Fowler. Dat ze het uitzong van geluk; almaar een kleine twee uur lang. Maar ja, ik had slechts een kwartier. En niet op een internationaal podium maar in de Kantine van de Nolet Distillery in Schiedam.
Op drank doordesemde momenten schieten ongeleide gedachten weleens door je grijze hersenruimte. Je droomt van een bijzonder moment: het ontmoeten van een schrijver, een wellustig wijf, een filmster of een muzikant.
Herman Brusselmans, Tura Satana, de Klokkenluider van de Notre Dame of, zoals in mijn geval, Bernard Fowler; sinds 1988 achtergrondzanger van en bij de Rolling Stones. Zeg maar de mannelijke helft van Miss Lisa Fischer.
Zeker sinds ik een half jaartje geleden de documentaire Guns for Hire: Story of a Sideman met o.a. Earl Slick (David Bowie) zag heb ik een almaar hoger groeiende pet van hem op.
Geen zicht op vast werk, altijd maar als culturele ZZP’er zorgen dat je agenda is gevuld en hopen dat de huur ook die maand weer betaald kan worden. Maar maak je om Bernard Fowler geen zorgen. Die jongen komt er wel; is er misschien al ruim.
Maar wel een muzikaal belangrijke taak vervullend in de schaduw van Mick en Keith. Gelijk een werkelijk belangrijk man achter om het even welke schermen.
Het mysterie van de ongekende schrijver, acteur of muzikant. Verstandelijk ongeremd plaats je zo iemand vaak op een onverdiend voetstuk. Maar BN’ers en ander gekend volk zijn net zo goed eikels en asbakken. Soms is het beter ze nooit in den vleze te ontmoeten.
Zo niet Bernard Fowler. Een puber nog, want tien dagen jonger dan ikzelf. Getooid met lange dreads en een stem als een zoetgevooisde kathedraal, als zoiets al bestaat, is hij gezegend […] met de mimiek van Bill Cosby in zijn maagdelijke en betere (?) jaren.
Ik zag daar in Schiedam zijn vrouw of vriendin en ben geen moment bang voor seksuele ontsporing of het moeten zwaarbewapende groupies zijn. In dat geval heb je maar te voldoen aan om het even welke eis.
Van Bernard Fowler hoor je hooguit: ‘Me Too,’ als zijn vrouw zegt dat ze trek heeft in iets zinnelijks of een glaasje van het een of ander.
Nochtans mocht ik 900 seconden met hem delen. Een kwartier geëngageerd zagen waarbij de interviewboom niet enkel in vier kwarten en vervolgens in planken eindigt. Maar zijn carrière groeiringen werden alleszins duidelijk.
Hij trad op met synthesizer-god Ryuichi Sakamoto, zong bij minimal music tycoon Philip Glass en was vooral muzikale steunpilaar bij de Rolling Stones. Hij deed er, zolang de voorraad seconden strekte, een kort maar krachtig en interessant boekje over open.
Dat de organisatie hem maande op te schieten? Hij deed het met een handgebaar af. Dat iemand een filmpje van hem wilde schieten? Ze moesten maar even wachten.
Filtersigaretje erbij, als tegenhanger van de Zware van de Weduwe bungelend in mijn mondhoek, schoot hij informatie als vuurpijlen op mij af. We hadden immers maar 15 minuten.
Nadenkend, fronsend, lachend, het hoofd geïnteresseerd in mijn richting en bedachtzaam vragen beantwoordend en tot slot: ‘Er is meer. Misschien na het optreden …’ Het momentum was voorbij maar ik had mijn quarter hour of personal power.