Chagrijn

Ik ben weer eens behoorlijk chagrijnig. Komt door de herfst. De regen en de wind die mij te wachten staat. Ik heb liever geen R in de maand. Ik ben een zomermens. Die R is overigens enkel goed omdat de mosselen er weer zijn. Verder heb je er niets aan. Nog even en ik moet de winterjas weer aan… en een sjaal om. Brrr… voor je aangekleed ben, ben je een uur verder. Als er een prachtige winter in het verschiet zou liggen, zou het anders zijn. Beetje schaatsen en een sneeuwpop maken met mijn kleindochters. Koek en zopie. Een dichte Vaart. Door sneeuwjachten ploegen. In die winter heb ik geen fiducie omdat de winters hier bijna altijd grijs en regenachtig zijn. Maandenlang kom ik als een verzopen kat thuis. In de metro stinkt iedereen naar ouwe kranten en na een dag vorst een een half sneeuwbuitje treedt de dooi weer in. Slaan je nieuwe schoenen wit uit door die bruine brui van sneeuw en pekel. Ik haat de R in de maand.

December valt dan nog wel mee met kerst en zo. Maar eerst die vermaledijde herfst. Oktober en november. Twee van die grijze en nietszeggende maanden. Ik ga ervoor strijden om kerst in juni te vieren of juli desnoods. Heeft dat kindje in de kribbe het ook een stuk warmer. Vanaf oktober gaan we met z’n allen een winterslaap houden. Lekker pitten tot eind april. Je gaat naar bed met een zonnetje en je staat op met een zonnetje. Ik opteer voor een constante temperatuur van een graadje op 23 met in de nachtelijke uren af en toe een stortbui.

Helaas gaat dat niet door. Ik moet het er maar weer mee doen. En u ook. We worstelen ons er wel wee door. Door die grote grijze wereld die maandenlang duurt. Door al die feestdagen en gezelligheid. Door mijters, pieten van welke kleur dan ook, kalkoenen, oliebollen, vuurpijlen en heel veel goede voornemens die nooit uitkomen. We worstelen maar komen ook weer boven.

Omdat er altijd een lichtpuntje is. De lente.

Maar eerst die verschrikkelijke herfst.

Ik trek mijn dekbed nog maar eens over me heen en probeer het grijs te verdrijven. Beneden brandt de kachel en de lichten zijn ‘s ochtends al aan. Het waait, stormt. De pannen vallen van de daken maar ik slaap een gat in de dag. Gek hoe vlug ik wen aan al dat herfstverdriet. Je moet je gewoon nog een keer omdraaien.