Ik was nog nooit zo blij na het lezen van zo’n onaardig woord. De non-COVID verklaring pronkte in mijn digitale brievenbus. Ik had mijn tas en paspoort snel gepakt en het dubbellaags mond-kapje met leuke camouflage print over mijn weelderige baard geplaatst. Het cadeau gekregen vliegticket brandde in mijn zak.
De Nederlandse zon werd tien dagen ingeruild voor een Griekse. Mijn persoonlijke God Jupiler werd deze periode tijdelijk vervangen door de bovennatuurlijk wezens Mythos en Tsikoudia.
Ik kon de verse Kalamarákia op de gril al ruiken.
Shit! Problemen bij aankomst. Nee hoor, niet bij de grens maar in mijn reistas. Zwembroek vergeten. Snel maar even bij de dichtstbijzijnde toeristenwinkel er een kopen. Ik snuffelde op mijn hurken het onderste kledingrek af. ‘Kaliméra’. Daar stond zij. Haar donkere ogen keken diep in de mijne. Haar weelderige zwarte haardos met grijstinten hing los op haar schouders en haar zomerse jurk had weinig te verbergen. Haar mondkapje bengelde speels aan haar linkeroor. Je kon de knoflook op haar lippen ruiken. Stouterd. In haar handen had ze twee ijskoude glazen raki. Was dit Aphrodite, de godin van de vrouwelijk schoonheid? Het was de verkoopster. Ik stond op om een praatje met haar te maken. Over het weer natuurlijk, want het was warm. Héél warm. Dat vond deze Griekse schone ook. Ze dipte met twee vingers in het glas en streek het koude vocht langzaam over haar voorhoofd. De rest van de inhoud verdween in één teug in haar keel en ze schonk nog een nieuwe in.
Ik volgde haar voorbeeld en voordat ik het wist was ik drie glazen verder. De hitte werd mij teveel. Of was het de raki? Ik rekende mijn nieuwe Speedo af. Wankelend verliet ik het pand. ‘Yássou!’
De Griekse nimf lachte en schonk voor zichzelf nog maar eens in. Het was pas tien uur in de ochtend. Mooie tijd om naar bed te gaan.
Jan den Boer.