De lente is natuurlijk een prachtig jaargetijde. Een nieuw begin. Liefde, dat is het voorjaar. De nijlganzen zwemmen met hun pasgeboren kroost liefdevol in sloten, plassen en vijvers. En ergens op een bankje bij de Krabbeplas kussen twee pubers met elkaar. Als ik al die voorjaarstaferelen zie schiet ik meer dan eens vol. Dan krijg ik hoop op een betere wereld.
Maar die hoop blijkt ijdele hoop omdat ik tussen het jonge groen en de babygansjes een drijvend vlot aan bierblikken waarneem. Halve literblikken zijn het. Maar ook allerhande andere zaken die de mens wegdoet liggen verspreid over de Vlaardingse wegen, paden, lanen en watergebieden.
Ik woon in de Westwijk. Daar is het een vuilnisbelt. Het is gemakkelijk om de gemeente de schuld te geven van al die smeerboel. De gemeente doet echter haar best. Overal zijn vuilnisbakken geplaatst en grondbewerkingsbedrijf Blijdorp ruimt regelmatig de boel op. Maar als de noeste werkers hun hielen gelicht hebben begint alles opnieuw. Binnen één dag is het vuil weer terug.
De politiek had bij de vorige verkiezingen toch beloofd Vlaardingen schoon en veilig te houden. Ze spraken mij meer dan eens aan om ook mijn mening te horen. Vooral de plaatselijke partijen wilde mij laten weten dat zij de burger koning wilde maken. Ik zie de politieke jongens en meisjes uit de gemeenteraad en de partijen nooit meer in mijn wijk. Ze zijn mij en mijn wijkkompanen vergeten. Ze vechten elkaar liever de tent uit. Rollebollen over het pluche en geven elkaar de schuld van al het eigen onvermogen om de haringstad te besturen. De macht kent zo haar of zijn beperkingen.
Rechts, links, midden… het maakt mij geen ruk uit. Ik wil gewoon een schoon en veilig leven. Wie dat voor elkaar krijgt is mijn held. Ik heb er niet veel fiducie in maar ik blijf hopen omdat er altijd een nieuwe begin is. Een nieuwe lente.
Een Vlaardingse lente.