Waar ik bang voor ben is dat
ik in de spiegel kijk en dan
alleen mijn ogen nog herken
van wat er voor mij doorgaan kan.
Dat vreemde raven ook bij mij
komen spoken aan de deur
en ik een voorkeur voor hen heb
boven mijn verloren dromen
tot ik nog die raven hoor
wanneer mijn stem vergeten is
en wat ik niet wilde weten;
hoe het heet wat ik nu mis.
Spot en spoken voeden kraaien
die me naar de ogen krijsen.
Ik heb geen weemoed te bewijzen
of zin in waar ik aan begin
dus laaf ik mij aan elke raaf
die nu al met mij huilen wil.
Alles beter dan de stilte
in voor mijn eigen ogen schuilen.